Van te groot naar ultraklein, dan implantaten en amputatie

'Twee theezakjes vol deuken en altijd maar pijn, pijn, pijn...'

Al op haar twaalfde heeft J.B. (27) BH-maat cup C. Het tengere en kleine meisje is in de brugklas het mikpunt van pesterijen. Het gaat van 'grote tieten dit' en 'grote tieten dat'. Bovendien heeft J. last van pijn in haar nek en krijgt schuurplekken van haar BH. Paardrijden, wat ze zo graag doet, is helemaal uit den boze met die pompeus flapperende dingen.

Als haar moeder voorstelt een borstverkleining te laten doen, is J. zo blij als een kind. Op haar vijftiende bezoekt ze een plastisch chirurg in het ziekenhuis in Enschede. De man doet haar truitje omhoog, werpt een snelle blik op haar inmiddels nog grotere borsten en zegt: 'O, ja. Daar gaan we wel wat moois van maken.' Een voorgesprek schiet er bij in. J. weet totaal niet wat haar te wachten staat. Zelfs de cupmaat wordt niet van tevoren besproken. Zonder dat de chirurg haar borsten voor de operatie aftekent, wordt ze onder narcose gebracht en de OK opgereden.

Als J. - uren na de operatie - bijkomt is het eerste wat ze voelt pijn, pijn, pijn. Ze kan zich nauwelijks bewegen. Toen ik naar mijn borsten keek, schrok ik me een ongeluk. Er was zó weinig van over! Maar ik zat strak in het verband.

Misschien dat het daardoor kwam. Pas toen het verband verschoond werd, merkte ik dat er iets mis was. Ik zag twee piepkleine borsten tussen ontelbaar veel grote hechtingen. Ik was zo overdonderd dat ik niets anders kon dan huilen.

Cup AA: Na vijf dagen beginnen de hechtingen te ontsteken. J.'s littekens zijn zeker een halve centimeter dik, paarsblauw van kleur en trekken niet weg. De arts blijft echter volhouden dat alles prima in orde is. Ik ging naar huis met ultrakleine borsten waarvan de tepels veel te veel naar boven en te ver naar binnen zaten. Ik kon geen BH aan.

Bij cup AA hield ik ruimte over. Ik was van het ene uiterste naar het andere gegaan. Pas later realiseerde ik me dat de chirurg waarschijnlijk uit zijn losse pols heeft staan snijden tot ver in mijn zij.

J.'s ouders zijn zó kwaad dat ze een zaak tegen de chirurg aanspannen. Het blijkt dat zij niet de enigen zijn, maar bij gebrek aan bewijs wordt de zaak geseponeerd. Na twee jaar zoekt J. opnieuw contact met een plastisch chirurg. De man houdt zich op de vlakte, maar is van mening dat 'hier toch echt wel iets aan moet gebeuren'. Hij stelt voor haar een borstprothese te geven en tijdens de operatie de littekens te corrigeren. Het enige risico volgens de chirurg was dat mijn lichaam de implantaten niet zou accepteren en deze met de aanmaak van harde plakjes bindweefsel zou gaan inkapselen. In dat geval zouden de zakjes er weer uit moeten. Zoals hij het vertelde, leek de hele onderneming voor honderd procent veilig. Met geen woord repte de arts over lekkages. Het enige wat hij nog zei was dat ze na dertig jaar vervangen moesten worden. Deze uitspraak heeft hij trouwens later ontkend.

Bulten: Op haar zeventiende gaat J. weer onder het mes. Als ze het resultaat ziet, is ze dolgelukkig. Oké, de littekens zijn nog zichtbaar. De tepels zitten niet op hun plek. Maar alles is beter dan een jongens-torso. Als J. op haar negentiende bulten onder haar borsten krijgt, wuift de chirurg haar bezorgdheid weg met de verklaring 'littekenweefsel'. Dat ze honds- en hondsmoe is wijt ze aan haar drukke baan in de verpleging. Na verloop van tijd begon de vorm van mijn borsten te veranderen. Het werden vierkantjes.

Af en toe schoten de siliconenzakjes van hun plaats en moest ik ze weer in het gareel brengen. Ik voelde me continu ziek. Na elke inspanning had ik koorts. Zo sukkelde ik door tot mijn 25ste. Ik was te moe om nog mijn bed uit te komen. Te ziek om nog te kunnen werken. Ik dacht dat ik overspannen was, totdat ik mezelf eens goed in de spiegel bekeek. Ik was zo mager als een lat, spierwit en had donkere kringen onder mijn ogen. De huisarts zei dat ik de ziekte van Pfeiffer had. Toen begon ik te twijfelen. Dat was drie jaar eerder ook al geconstateerd, toen de eerste verschijnselen van die overmatige vermoeidheid zich aandienden. De arts van het GAK vond het een vreemde zaak.

Toen ik vertelde dat ik siliconenimplantaten had, werd hij woedend. 'Had dat dan meteen gezegd!', brulde hij. 'Die zijn waarschijnlijk gaan lekken!' In eerste instantie lacht J. de foeterende arts van het GAK heimelijk uit. Ze heeft - vanwege haar klachten -inmiddels al vier second opinions gehad. 'Alles is in orde. Je borsten voelen soepel aan en technisch zit het zaakje goed in elkaar', is haar telkens voorgehouden. Eén van de plastisch chirurgen zegt haar zelfs nog dat 'lekkende implantaten een verzinsel van overspannen huisvrouwtjes zijn'. Dus als de arts van het GAK J. sommeert 'die dingen er uit te halen', is ze met stomheid geslagen. Ik ging informatie verzamelen en kwam bij het SVS terecht. Ik wilde het eigenlijk niet geloven. Je wilt dat het niet waar is. Hoe zou ik er uitzien als ik mijn implantaten liet verwijderen?

Via het SVS krijgt J. het adres van een betrouwbare plastisch chirurg in het Nijmeegse Radboud Ziekenhuis. Aan de buitenkant kan de arts niet zien of J.'s implantaten lekken, maar dat ze niet goed zitten is duidelijk. De dokter raadt aan de protheses te verwijderen en een jaar rust te nemen om te kijken of de klachten verdwijnen. Als J. na haar derde grote operatie bijkomt, ziet ze haar implantaten op het voeteneind van haar ziekenhuisbed liggen. Er blijken inderdaad minuscule scheurtjes in te zitten.

De arts vertelt haar veel werk te hebben gehad aan het schoonmaken van de holte waar de zakjes hebben gezeten: ‘Het was een zooitje. Het leek wel gesmolten kaas. Je hebt ze niet voor niets laten weghalen.' Of er nog siliconen in haar lichaam zijn achtergebleven weet J. niet. Soms bekijkt ze zichzelf vertwijfeld in de spiegel. Waar zouden ze zitten?

Amputatie: Bijna twee jaar na haar laatste operatie kampt J. nog steeds met gezondheidsklachten. Na een geringe inspanning is ze uitgeteld en vergaat van de spierpijn. Elke dag heeft ze koorts. Ze heeft last van opgezette en pijnlijke borstklieren en van het littekenweefsel.

Om van de pijn af te komen is er maar één oplossing: amputatie. Wat ik over heb, kan ik nauwelijks borsten meer noemen. Het zijn twee hangende theezakjes met deuken en littekens. Maar het is tenminste nog wat. Ik loop met opgevulde BH's, meestal met schoudervulling. Dat is voor mij een manier om te ontkennen wat er is gebeurd.

Waarschijnlijk wil ik het zelf gewoon nog niet accepteren. Want als ik mijn nachtjapon aan heb - en dus geen BH draag - durf ik niet eens in de spiegel te kijken. Ik leef bij de dag, hoop dat ik me beter zal gaan voelen. Een relatie? Ik moet er voorlopig nog even niet aan denken. Hoe vertel je zoiets?